Kraakbeen

03april2013
Bron: uu.nl
Grotere dieren hebben dikkere botten. Maar het kraakbeen wordt niet evenredig dikker bij grotere dieren. Mogelijk lopen grotere dieren (zoals ook de mens) daardoor meer kans op gewrichtsslijtage. Onderzoek van de Universiteit Utrecht en het UMC Utrecht hebben dit aangetoond.
Het onder zoek is net gepubliceerd in het tijdschrift PLoS ONE. In een gezamenlijk onderzoek van het UMC Utrecht en de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Utrecht werd de afgelopen vier jaar het kraakbeen uit de kniegewrichten van 121 dieren van 58 verschillende zoogdiersoorten onderzocht. De mens was één van de onderzochte soorten. De dikte en de samenstelling van het kraakbeen in de knieën van zeer verschillende diersoorten werden bekeken. Het volwassen gewicht van de soorten varieerde van 25 gram (muis) tot 4000 kg (Afrikaanse olifant). Uit het onderzoek blijkt dat de toename in kraakbeendikte niet gelijk op gaat met de toename in lichaamsgewicht. Grotere dieren hebben in verhouding dunner kraakbeen. De samenstelling van het kraakbeen, en daarmee de sterkte van het weefsel, blijft echter constant. Het kraakbeen van grotere dieren is mogelijk kwetsbaarder en dit zou mede kunnen verklaren waarom bij zware dieren relatief veel meer gewrichtsslijtage of artrose optreedt. Bij kleine dieren wordt dit niet of nauwelijks gezien. De onderzoekers halen ook nog aan dat kleine zoogdieren zoals muizen en ratten geen goed model vormen voor de situatie bij de mens.
De onderzoekers komen ook nog met een verklaring voor het dunnere kraakbeen. Kraakbeen heeft geen bloedvaten maar moet via diffusie van voedingsstoffen worden voorzien. Wanneer de diffusie afstand te groot wordt krijgen de cellen in de diepste lagen onvoldoende voeding.