Voortplanting wandelende tak
Paring
Wandelende takken zijn twee tot vier weken na de laatste vervelling geslachtsrijp. Wanneer de dieren gaan paren, rijdt het mannetje op het vrouwtje mee en kromt zijn achterlijf om die van het vrouwtje. Met het uiteinde van zijn achterlijf maakt hij contact met haar buik. Hierbij wordt een wit spermapakketje (spermatofoor) overgedragen. Dit is na de paring vaak nog zichtbaar in het wijfje. Een vrouwtje kan sperma opslaan, zodat het dier nog maandenlang eieren kan bevruchten.Veel soorten kunnen zich echter voortplanten zonder dat er een mannetje in de buurt komt (parthenogenetisch voortplanten). Er komen dan alleen vrouwtjes uit de onbevruchte eieren.
Eileg
Twee tot vier weken na de laatste vervelling heeft een vrouwtje zich dik gegeten en begint eieren te leggen. Soortafhankelijk zijn dit er meestal 3 tot 15 per nacht. In totaal legt een vrouwtje 50 tot 1000 eieren per keer. Deze hoeveelheid is afhankelijk van de soort. De eieren hebben een harde schaal en zijn vaak gecamoufleerd. Ze lijken op plantenzaden of uitwerpselen.De plaats waar het sperma het ei binnen kan dringen, de micropilar, ligt op de micropilar-plaat. Deze is meestal goed zichtbaar als een druppelvormige, ovale of langgerekte vlek op het ei. Het dekseltje, waardoor de nimf naar buiten kruipt, heet het operculum.