Verbleekte hagedissen

06januari2010
Bron tekst en foto: nrc.nl
In de zandduinen van New Mexico leven drie verschillende lichtgekleurde hagedissoorten. Hun lichte schutkleur berust bij alle drie de soorten op een andere genetische aanpassing.
Onderzoekers toonden hiermee aan dat een aanpassing aan de omgeving niet altijd door hetzelfde mechanisme hoeft te gebeuren en publiceerden dit in de Proceedings of the National Academy of Sciences.
Convergente evolutie heet het verschijnsel dat verschillende soorten dezelfde eigenschappen verwerven onder invloed van een gemeenschappelijk leefgebied. Dit is een belangrijk voorbeeld van natuurlijke selectie onder invloed van de omgeving. Het tegenovergestelde is divergente evolutie, waarbij soorten in verschillende leefomgevingen steeds verder van elkaar gaan verschillen.

Het zandduingebied in New Mexico ontstond zesduizend jaar geleden en daarna zijn daar dieren met een lichte huidskleur ontstaan. Deze lichte kleur beschermt ze beter tegen roofdieren. Russische, Amerikaanse en Duitse onderzoekers onderzochten de pigmentatie van drie soorten hagedissen: de haagleguaan (Sceloporus undulatus), de kleine gestreepte whiptail (Aspidoscelis inornata) en de gebleekte oorloze hagedis (Holbrookia maculata).
In het gen dat bij alle drie de soorten verantwoordelijk is voor de huidskleur vonden de onderzoekers drie verschillende mutaties. Twee van de drie mutaties hadden tot effect dat het gen geen werkend eiwit meer maakte. De derde mutatie was anders: de functie van het gen was niet veranderd maar lijkt te zijn stilgelegd door andere genen die het aflezen van het gen reguleren.
De biologen waren overigens niet zo verbaasd dat het functieverlies (de kleur) op verschillende mechanismes berustte. Iets kapot maken kan tenslotte op vele manieren.