Gedrag Kerkuil

Basis gedrag

Een kerkuil vliegt geruisloos met zachte, diepe doorslaande vleugelslagen. Hierdoor vliegen ze ontzettend snel. Doordat uilen lichamelijk zijn aangepast aan het leefgebied kunnen ze heel erg snel veranderen van richting tijdens de vlucht. Hierdoor kunnen ze de takken en bomen goed ontwijken.
Kerkuilen waarschuwen met een korte, schrille 'tsreeie'-roep. Om af te weren maken ze blazende geluiden en klappen ze met de snavel. Bij het dreigen maakt de uil een sissend geluid. De gehele nacht is het 'snurken' hoorbaar, dit is eigenlijk een bedelroep.
Kerkuilen zijn ½s nachts actief en jagen bij volslagen duisternis. Ze vangen hun prooi tijdens een lage zoekvlucht of vanaf een zitplaats. De buit wordt akoestisch gelokaliseerd. Uilen kunnen het zachtste geluid waarnemen. Ze doden hun prooi door een nekbeet, of afwisselend dooddrukken met de klauwen. Ook schudden ze de prooi wel eens met de snavel heen en weer oude vogels zijn trouw aan hun territorium en blijven daar vaak jarenlang. Ze brengen er vaak ook de winter door. Jonge kerkuilen kunnen soms wel flinke zwerftochten maken, maar eenmaal gevestigde vogels verblijven over het algemaan hun leven lang in hetzelfde leefgebied.

Groepsveranderingen

Delen met andere diersoorten